Afgeplakte namen (2)
20 november 2019
“Als ik vannacht dood ga, is het goed zo.” Met die gedachte stapt de 92-jarige mevrouw elke avond haar bed in.
Ze toonde geen gebrek aan levenslust toen ze het meedeelde. Er klonk een tevredenheid in haar kalme woorden. Een beetje vrolijk wilde ze wel kwijt dat haar overlijden ‘een verlossing’ zou zijn voor haar kinderen, die niet meer in dezelfde stad woonden. Haar echtgenoot was enkele jaren terug al overleden. Ze dacht binnenkort zelf ‘aan de beurt’ te zijn.
Het gesprek kwam op de dood omdat een medebewoner van haar verpleeghuis was overleden. Ze had hem redelijk gekend. De man was acht jaar jonger dan de mevrouw toen hij zijn laatste adem blies. Op zijn uitvaart was ze een van de aanwezigen geweest.
Ze worstelde een beetje met haar rollator, omdat ze in één hand een kopje koffie moest vasthouden. Lopen, sturen en het bekertje omklemmen was lastig. Maar klagen deed ze niet. Ze oogde breekbaar, een zeer magere gestalte. Haar gezicht straalde uit dat ze niet op medelijden zat te wachten. Daar hoefde ze ook niet bang voor te zijn, zolang de koffie maar tegen en niet over de rand van de beker klotste.
Maar het ging goed zo. De mevrouw liep voorzichtig weer verder. Schuifelend naar haar bestemming.